Beeldbank Heemkundekring 'De Plaets', Berlicum-Middelrode
 → 
 →  [Fotonummer 28006]
 

 

<    1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15    >

( record bevat 15 afbeeldingen; getoond wordt:   )


 

 
 

 

Uitgebreid zoeken

Fotonummer : 28006
 
Titel : Pater Theo v.d. Vossenberg, frater Ewaldus Norbertijn van de Abdij van Berne
Plaats/dorp : Berlicum
Adres (of locatie) :
Datering :
Bijzonderheden : Foto 1: Theo vd Vossenberg
Foto 2: Burgemeester v.d. Meer, daarachter J.Gillis van de landbouwschool. Op de foto het latere gesloopte pand Hoofstraat 90
Foto 3: De Hoogmis op 14-08-1955
Foto 4: Misdienaars voor de kerk, klaar voor de uittocht
Foto 5: Na de Mis Th. v.d. Vossenberg tussen vader en moeder, links kapelaan Hoek, midden pastoor v.d. Boom, daarachter T. de Kemp
achter vader Vossenberg loopt kapelaan Holleberg
Foto 6: Ruitververeniging de Cowboys, Harmonie TOG en het St. Jorisgilde begeleiden de stoet naar de kerk, Op de achtergrond Reijershof
Foto 7: Opstellen van de stoet voor het versierde ouderlijk huis
Foto 8: Hoofdman Gerrits houd een inleiding voor de vendelgroet

Bij de overige foto's is geen tekst aanwezig.

LEVENSWERK
Theodorus van de Vossenberg, frater Ewaldus
Theo is geboren in Berlicum op 5 mei 1929, als zoon van Johannes van de Vossenberg en Petronella Werts. Zij woonden toen aan de Hoogstraat op nummer 73.
Zijn standplaats is priorij De Essenburgh in Hierden bij Harderwijk. Hij werkte als leraar, publicist, vormingswerker en zielzorger. Was onder meer redacteur van ‘Berne’ en lid van de werkgroep Liturgie. In 2005 is hij Koninklijk onderscheiden als lid in de Orde van Oranje Nassau.

Korte levensbeschrijving, door Theo van de Vossenberg zelf voor ons geschreven:
De Vossenberg is te vinden binnen de gemeente Gemert in de richting van de Aerlese Peel en de Vinkenpeel. Waarschijnlijk - ik heb het niet onderzocht - komt daar mijn familie van mijn vader, Jan van de Vossenberg (1901-1972) vandaan. Mijn moeder Petronella Werts (1902-1986) komt uit de Achterhaag, een ander deel van Gemert. In die tijd ging een beroep nog over van vader op zoon. Mijn grootvader was Piet de dijkwachter, kantonnier bij de provincie Noord-Brabant. Mijn vader werd daarom ook kantonnier in Berlicum. Andere familieleden werden dat in de omgeving van Gemert, zoals in Beek en Donk en Aarle-Rixtel. Aanvankelijk was mijn vader ergens in de kost en toen hij trouwde in 1927 huurde hij een huis van de familie Glaudemans, naast de winkel van Jans Wollaert, schuin tegenover kapper Boselie, Hoogstraat B 26, later Hoogstraat 73. Daar werden drie kinderen geboren, Marinus 1928, Theodorus 1929 en Petronella 1933.
Aanvankelijk was het wat moeilijk om in Balkum te aarden, vandaar dat de hele familie vrij vaak vanaf de Gouden Leeuw met de tram, die tussen Den Bosch en Helmond liep, naar Gemert reisde, naar het ouderlijk huis van mijn moeder, in de Achterhaag, niet ver van het kasteel. Later heb ik gezien hoe de tramrails werden opgebroken. Bussen werden de moderne vervoersmiddelen. En er kwamen ook veel meer auto’s.

De prille jeugd

De eerste jaren in Berlicum herinner ik me als een vrij en onbezorgd leven. We speelden op straat: achter ‘onzen hof’ lag een groot terrein braak (tussen de familie Gradus, boer Van der Pas en slagerij Van Boxtel (nu omgeving Apollostraat, red.), waar we gingen kijken naar het slachten van vee. Het was een geweldig speelterrein. We voetbalden er, bouwden er een wielerbaan. In bepaalde tijden werd het terrein afgezet: dan werd er de kermis opgebouwd of de ruitervereniging de Cowboys hield er het jaarlijks ruiterfeest: dressuur en springconcours. Ik herinner me nog, dat een ruiter daar dodelijk verongelukte. Later, na de oorlog werd dit gebied het voetbalterrein van de voetbalclub VVB (Voetbal Vereniging Berlicum). Middelrode had toen nog zijn eigen voetbalclub: MVV (Middelrooise Voetbal Vereniging).
Bewaarschool en Lagere School
Het nieuwe schooljaar begon in die tijd op 1 april. Omdat ik in mei geboren was, werd ik pas laat (1 april 1934) naar de Bewaarschool gebracht, die door de zusters van J.M.J. werd gerund. De enige zuster die ik me nog herinner, is zuster Hildegondi. Het was een school voor jongens en meisjes, wat ook geen kwaad kon, want de school zat bijna in het klooster.
Op zevenjarige leeftijd (1936) werd ik op de lagere Sint-Norbertusschool toegelaten. Juffrouw Glaudemans was net gepensioneerd, wie na haar de eerste klas deed, weet ik niet meer. Ik heb meester Van Berkel gehad, meester Broos en meester Jonkers, die als EHBO-er open ellebogen en knieën deskundig verbond. Verder meester Van der Sande en het hoofd van de school meester Verdonk. Ook meester Der Kinderen was na 1940 aan de school verbonden, hij gaf ons Duits, dat door de bezetter was ingevoerd. Lijfelijke straffen waren toen nog geoorloofd en werden ook toegepast. Alles bij elkaar was het toch een goede school. Dat bleek, toen ik op het gymnasium Sint-Norbertus in Heeswijk toelatingsexamen deed. De Norbertusschool was ook een progressieve school. In de hoogste klassen kregen we muziekles. Vooral het Gregoriaans werd ons bijgebracht. Dat kon ik van blad zingen, tot grote verwondering van de heer Oderkerk, de muziekleraar van het gymnasium. Ook kregen we gymnastiek, telefoon les en kalligrafie. “Als je dan thuis aardappelen te koop hebt, kun je dat in sierlijke letters op een plank zetten”, aldus meester Verdonk. Wij hebben nooit aardappelen verkocht, maar ik heb op het gymnasium in Heeswijk heel wat getuigschriften voor de Maria-Congregatie geschreven. Meester Verdonk had ook een jongenskoor, waarin ik sopraan heb gezongen.
Meester Van Berkel was de voetbalmeester. Hij organiseerde wedstrijden met andere lagere scholen uit de omtrek. Ik heb in VVB gespeeld onder leiding van Harry Gevers, later bij de KJC naast de blokhut, maar na 1940 werden op last van de Duitse bezetter alle verenigingen opgeheven. Samenscholingen waren niet gewenst. Maar het voetballen van scholen tegen elkaar kon men moeilijk verbieden. In ons schamele voetbaltenue, zover we dat hadden, ging het op de fiets naar Hintham en andere omliggende dorpen. En natuurlijk ook weer terug.

Het gymnasium in Heeswijk

Op 10 Mei 1940 heb ik de Duitsers in Berlicum zien binnentrekken. Aan de Dungense brug werd even heftig tegenstand geboden, maar het mocht allemaal niet baten. Het leven hernam zich zo goed en zo kwaad als het ging. In september 1943 verhuisde ik naar het gymnasium in Heeswijk.
Ik vond goede aansluiting en alles verliep in de Kleine figuur (= eerste klas) vlot. Toen we aan de Grote figuur (= tweede klas) zouden beginnen, kwam er een kink in de kabel, een goede kink, namelijk de bevrijdingsstrijd in september-oktober 1944. We kregen het bericht dat we niet naar Heeswijk moesten komen, maar de bevrijding in Berlicum moesten afwachten. Omdat de Amerikanen in Heeswijk landden, bij het kasteel, kwam ons dorp in de frontlinie te liggen. We werden massaal het dorp uitgedreven en kwamen vooraan in Hintham terecht. Daar werden we door de Tommy’s bevrijd. Omdat mijn vader bij de provincie werkte, keerden wij als een van de eersten in ons dorp terug, dat was deerlijk gehavend. Al gauw werd ik uitgenodigd om in Heeswijk lessen te volgen. Maar omdat het gymnasium bezet was door de zusters van J.M.J. en de bewoners van het klooster uit Berlicum, moest ik externe student worden. De tweede klas heb ik nog gehaald, terwijl vele klasgenoten, die veel later Heeswijk konden bereiken, een jaar moesten overdoen. Het gymnasium heb ik afgesloten met Staatsexamen A: schriftelijk twee dagen in Eindhoven, mondeling één dag in Amersfoort. Begin september 1949 ben ik in de abdij van Berne met acht andere postulanten ingetreden.

De Abdij van Berne

Op 17 september ontvingen we het witte habijt uit handen van onze vroegere pastoor, abt Ondersteijn en daarmee begon het tweejarig noviciaat. In het eerste jaar was de inleiding in spiritualiteit, geschiedenis van de orde, bijbel, liturgie en Gregoriaans. Ook deden we ‘handenarbeid’, wat voor mij bestond uit werken in de bibliotheek. In het tweede jaar noviciaat begon de studie wijsbegeerte. Daarna volgde de kleine professie voor drie jaar. Na nog een jaar wijsbegeerte volgden vier jaar theologie, waarin we onder andere les kregen van Fulco van der Heijden, die wij Bosje noemde, omdat hij uit het Milrooijse Woud kwam. In 1954, ook weer op 17 september, deden we onze plechtige geloften. Op 7 augustus 1955 werden we door confrater Mgr. Dubbelman, die net bisschop in onze missie in India was geworden, in de Abdijkerk tot priester gewijd. De zondag daaropvolgend, 14 augustus, deed ik de eerste Mis in de parochiekerk van Berlicum, waar ik was gedoopt, waar ik de eerste communie had gedaan en ook was gevormd: pastoor Van den Boom hield in de plechtig versierde kerk de feestpreek en kapelaan Hoek dirigeerde de volkszang.
Daarna kwam de spannende vraag: welke benoeming krijg je? Ik werd bij de abt geroepen en hij deelde mij mee dat het goed voor de abdij was - en ook goed voor mezelf - dat ik filosofie ging studeren en wel in Rome. Ik wist dat ik zou gaan studeren, maar dit had ik niet verwacht en ook niet gehoopt. Achteraf ben ik blij met deze studierichting, vandaar dat ik nog volop filosofie studeer en daarin les geef.

Rome

Met Olav Klesser en Wilfried Verbakel vertrokken we in oktober 1956 met de trein naar Rome, naar ons huis Viale Giotto 27. We lieten ons inschrijven aan de PUG, de Pauselijke Universiteit Gregoriana, dichtbij de Fontana di Trevi gelegen. Jezuïeten, die er college gaven, kwamen uit allerlei landen evenals de studenten (uit 84 landen). De studie heb ik met een promotie afgesloten. Aanvankelijk wilde ik graag een proefschrift schrijven over de filosofe Edith Stein, maar mijn promotor, professor Naber S.J., raadde dit af: ‘Vrouwen die aan filosofie doen begrijpen wij, mannen, niet. Ik heb iets beters voor je’. Hij beval mij aan de epistemologie van Nicolaï Hartmann te bestuderen. (Dat was een gedeelte van zíjn studie!). Ik heb er mee ingestemd en het heeft mij geen windeieren gelegd. Hij had veel belangstelling voor elk hoofdstuk dat ik opstuurde. Hij zorgde er ook voor dat mijn proefschrift ‘Die letzten Gründe der Innerweltlichkeit in Nicolaï Hartmanns Philosophie’ in de serie van de Gregoriana werd opgenomen. In 1963 ontving ik de doctorsbul.
De Essenburgh
Tijdens mijn verblijf in Rome had ik van abt Ondersteijn een benoeming voor de missie in India ontvangen. Om het Engels beter te leren, ben ik na mijn terugkeer in Heeswijk naar het norbertijnenklooster in Storrington (Zuid-Engeland) gegaan. Na drie maanden bereikte mij uit Heeswijk het bericht: ‘Visum afgewezen. Ga voorlopig naar De Essenburgh om daar filosofie te doceren’. In 1962 ben ik naar Hierden vertrokken en daar zit ik nu nóg, voorlopig! Enkele jaren heb ik in de priorij filosofie gegeven. Daarna, toen het aantal studenten afnam, was ik een aantal jaren verbonden aan de combinatie van verschillende orden en congregaties, het Theologisch Instituut Eindhoven. Toen dit ook werd opgeheven, ben ik gaan werken in het vormingscentrum De Essenburgh. Op het moment leid ik nog enkele groepen van wijsheid- begerende uit de omgeving.
Om me zelf niet in hemelfietserij te verliezen, ben ik altijd parttime in het pastoraat werkzaam geweest. Het begon in de parochies Ermelo/Putten, daarna 20 jaar in Oostelijk Flevoland (Biddinghuizen, Dronten, Lelystad en Swifterbant): van barakken tot en met kerken. Toen er een halftime baan vrij kwam in het Christelijk Algemeen Ziekenhuis Sint-Jansdal in Harderwijk, heb ik die kans met beide handen aangegrepen en daar van 1985 tot en met 1996 gewerkt. In deze organisatie werd ik als pastor gepensioneerd. Vanaf 1996 functioneer ik nu in het parochieverband Veluwe-Vallei, met name als assistent in Ermelo. Zodoende is de cirkel rond. Daarnaast geef ik het hele jaar door en door het gehele land retraites en bezinningsdagen vooral voor religieuzen. In de gemeenschap van De Essenburgh zijn vanzelfsprekend ook allerlei taken te verdelen. Ik kan God zij dank daar nog gelukkig volop in meedoen. Vorig jaar, 7 augustus 2005, heb ik daar mijn gouden priesterjubileum gevierd. Zo lang de gezondheid het toelaat, blijf ik wel op allerlei terreinen actief.
Omdat De Essenburgh geen eigen kerkhof heeft, mochten wij zelf beslissen, waar we eens begraven willen worden. Mijn keuze was van meet af aan duidelijk: ik wil terug naar het Brabantse land, naar het kerkhof van de abdij, waar men - hoop ik - af en toe met een zachte g een Wees Gegroetje voor mij zal bidden.
Theo van de Vossenberg
 
Fotograaf : onbekend  
Collectie :
Rubriek : religie
Subrubriek :
Categorie :
Achterkant afbeelding :
Google Map :
 

Vorige object   Volgende object

Heeft u aanvullende informatie over bovenstaande foto?
Wij vernemen dat zeer graag van u via het  

Uitgebreid zoeken
 

Record aangepast: 11 januari 2021